Treed binnen in een plaats waar de zwaartekracht op zijn kop staat, de tijd achterstevoren loopt en waar nachtmerries werkelijkheid zijn.
Ooit was hij een gewone jongen van vijftien jaar. Hij had een naam, een familie, hij ging naar school en hij had een leven en hij dacht dat hij iets wist. Maar die jongen, die tijd en dat leven zijn veranderd in
niets. Het lijkt wel of zijn geest gewist is.
Hier is geen jongen meer. Geen kennis, geen gedachten, geen logica. Niets dan allesoverheersende angst, een eindeloos terugkerende cyclus, laag na laag na laag van wervelende geluiden, beelden en sensaties.
Nu staart hij alleen nog maar in het niets en hij fluistert twee onheilspellende woorden
Angst Academie.
Het tweede deel in de serie van Het Veritas Team
------------------------------------
Hoofdstuk 1:
Zijn verstand vertelde hem, hield vol, dat hij rende, dat hij zijn ene bloedende voet voor de andere zette - hoewel de grond onder zijn voeten niet bewoog, draaide als hij niet draaide of plotseling steil omhoog helde terwijl hij voor zich geen helling zag. Hij sloot zijn ogen, maar hij kon nog steeds zien. Hij gilde, maar hij hoorde niets. Het pad veranderde in een steile afgrond en hij rolde voorover, hij viel in de ruimte. Hij was onder water. Hij probeerde te zwemmen; plotseling merkte hij dat zijn graaiende armen door heet, droog zand worstelden en hem naar voren trokken. De hemel boven hem was rood, als tijdens zonsondergang, de aarde onder hem was oogverblindend paars en toen groen, toen grijs en toen rood, terwijl de hemel groen kleurde. Waar hij was, of waarom, of wanneer, of hoe hij er was gekomen, kon hij niet weten. Dat kon hij nooit weten.
Er waren geen dagen, geen uren, geen momenten, geen enkele manier om erachter te komen, geen kans dat hij er ooit achter zou komen hoe lang hij hier al was.
Waar?
Geen plaats, en geen bepaald moment.
Ooit was hij een jongen van vijftien jaar, eigenwijs en koppig. Ooit had hij een broer en een zus, een vader en een moeder. Hij had een naam, een thuis, hij ging naar school en hij had een leven en hij dacht dat hij iets wist. Misschien dacht hij dat hij alles wist.
Maar die jongen en die tijd en dat leven waren veranderd in
niets. Nergens.
Hier was geen vijftienjarige jongen. Geen kennis, geen gedachten, geen logica. Hier was niets dan allesoverheersende angst, een eindeloos terugkerende cyclus van angst, laag na laag na laag en er kwam nog meer, veel, veel meer, in een wervelende caleidoscoop van geluiden, beelden en sensaties. Pulserend, dreunend, golvend, kloppend als een zwerende duim.
De enige realiteit.
Hij stopte en viel tegen een oude knoestige boom aan
De boom viel om, onnatuurlijk, en schrompelde in elkaar als een stukje papier, zonder geluid. Hij viel
En sloeg tegen de grond. Koude grond. Gras. Stenen. Ze bewogen niet, ze veranderden niet. De aarde lag bewegingloos onder zijn lichaam, bedekt met dauwdruppels die koud aanvoelden en hem doorweekten.
De boom waar hij tegen wilde leunen, die omgevallen was
was geen boom, maar een metalen deur die nu zachtjes achter hem dichtviel, piepend in de scharnieren.
Zonder erbij na te denken stond hij op en rende hij weg. Hij kon niets zien in de duisternis, was zich niet bewust van de takken en struiken die langs zijn lichaam schuurden of van de pijn in zijn borst, zijn bonzende hart en zijn hijgende, ademhaling.
Hij rende alleen maar.
qqq
Nelson Farmer was lang, hij had een lang, grof gezicht met een bezorgde uitdrukking, zelfs als hij niet bezorgd was. Op dit moment was hij wel bezorgd, waardoor de plooien in zijn gezicht nog dieper waren dan anders en hij er ongelofelijk chagrijnig uitzag.
Harborview, zei de taxichauffeur, terwijl hij vlak voor een gigantisch ziekenhuis in Seattle parkeerde.
Het Harborview ziekenhuis maakte al generaties lang deel uit van de skyline van Seattle en stond bekend als de plaats waar de écht ernstige gevallen heen gestuurd werden. Slachtoffers van ongevallen konden in elk goed ziekenhuis geholpen worden: slachtoffers van afschuwelijke ongevallen werden hiernaartoe gestuurd, net als de slachtoffers van rampen, branden, misbruik of
Farmer wist niet zo goed in welke categorie het slachtoffer dat hij hier hoopte te vinden, hoorde. Hij had misschien een naam, maar op dit moment kon hij daar nog niet zeker van zijn. Over een paar minuten zou hij het weten.
Dr. Cal Madison, kalend, met grijs haar en een zachte stem, ontving hem op de afdeling Observatie en Evaluatie. Dank u voor uw komst, meneer
Hij keek nog eens naar Farmers visitekaartje. Farmer. Tjonge! Helemaal uit het kantoor van Washington! U hebt een heel eind gereisd.
Niet echt, zei Farmer. Ik was al aan de Westkust voor zaken. Ik heb alleen maar een kleine omweg gemaakt.
Madison liep door het voorste kantoor, in de richting van een smalle gang. Farmer liep achter hem aan.
Ik had verwacht dat het Bureau gewoon een plaatselijke medewerker zou sturen, merkte Madison op.
Dit zou een bijzonder geval kunnen zijn, antwoordde Farmer. Het plaatselijke kantoor heeft deze dossiers misschien nog niet.
Hmm. Daar moest Madison nog even over nadenken. Hoe dan ook, ik weet niet welke informatie op dit moment bij u bekend is
Hij is bij een snelweg gevonden, ergens in Idaho?
Noord Centraal Idaho, meen ik. Een bergachtige omgeving, niet veel beschaving of voorzieningen in de buurt.
Ze gingen naar binnen in een donkere kamer met één groot glazen raam, dat uitzicht gaf op een andere kamer. Die kamer was ongeveer drie bij drie meter, schemerig verlicht, en de muren en de vloer waren bedekt met dikke, aan elkaar vastgenaaide kussens. Tegen de achtermuur stond een eenvoudig, laag bed, ook helemaal bedekt met kussens. In het midden van de kamer, opgerold als een gewond dier, lag een jongen. Hij droeg een ziekenhuispyjama en lag doodstil op de vloer. Alleen zijn vingers bewogen onwillekeurig, terwijl hij zijn handen dichtkneep en ze weer ontspande. Zijn ogen staarden onafgebroken naar de vloer, zonder te knipperen.
Dr. Madison ging verder: We denken dat hij ongeveer vijftien jaar oud is. We moesten hem aankleden omdat hij dat zelf niet kan. Hij had geen identiteitspapieren bij zich, dus we hebben geen flauw idee wie hij is.
En dat kan hij jullie niet vertellen?
Wacht maar tot u dit ziet, zei Madison terwijl hij een deur opende en de kamer uitstapte. Hij deed de deur achter zich dicht en liet Farmer achter in de donkere kamer. Even later ging de deur van de isoleerkamer open en Madison liep naar binnen. Hij knielde naast de jongen en vroeg: Hoe gaat het met je?
Ik weet het niet, antwoordde de jongen met een lage, monotone stem.
Heb je iets nodig?
Ik weet het niet.
Madison keek naar het raam, terwijl hij de jongen zijn volgende vraag stelde: Kun je me vertellen hoe je heet?
Ik weet het niet.
Via een kleine intercom naast het raam kon Farmer alles horen. Terwijl de dokter de jongen nog een paar vragen stelde en hij telkens Ik weet het niet antwoordde, haalde Farmer een dossier uit zijn koffertje. Het dossier bevatte een foto van een jongeman.
Dezelfde jongeman.
Farmer hield de foto op ooghoogte en liet zijn blik gaan van de foto naar het gezicht dat hij zag door het glas. Er was geen twijfel.
Hij sloot het dossier en legde het terug in de koffer en klikte het weer dicht.
Toen Madison terugkwam, schudde Farmer zijn hoofd, aangedaan als hij was. Ronduit schokkend.
Het lijkt wel of zijn geest leeggemaakt is, zei Madison, nog steeds verbijsterd. Alle kennis, alle logica
verdwenen.
Farmer knikte bedachtzaam. Ik ben blij dat u gebeld hebt. Ik zal ervoor zorgen dat hij onmiddellijk overgeplaatst wordt.
Madison keek hem perplex aan. Pardon?
De beste manier waarop wij deze jongeman kunnen identificeren en met zijn ouders kunnen herenigen als hij die tenminste heeft is hem in hechtenis nemen, voor zijn eigen bestwil. Dan kunnen we in alle rust vaststellen wie hij is.
Ik ben niet bekend met deze procedure.
We maken er ook niet vaak gebruik van, alleen in speciale gevallen, zoals deze. Ik heb alleen even tijd nodig om een auto en een geschikte kamer te regelen
Nee, nee, een ogenblik. Het spijt me. Dat is niet mogelijk.
Farmer hield zijn hoofd schuin en trok een wenkbrauw op. Wat zegt u?
Madison keek hem ongelovig aan, zelfs een beetje beledigd. Deze jongeman is een patiënt van dit ziekenhuis en we kunnen hem niet ontslaan.
Farmer verstijfde zichtbaar. Dr. Madison, het Bureau voor Vermiste Kinderen heeft zo zijn procedures en ik ben bang dat
Nee. Absoluut niet. Hij is niet in staat om verplaatst te worden, waar dan ook heen. Hij is ondervoed en veel te mager, hij kan zichzelf niet aankleden, hij kan niet
Moet ik u eraan herinneren met wie u te maken hebt?
Farmers woorden schoten Madison in het verkeerde keelgat en niet zon beetje ook. Misschien moet ik mezelf daar nog maar eens van overtuigen.
Farmer keek hem vijandig aan en haalde toen zijn kaartje nogmaals tevoorschijn.
Dr. Madison las het opnieuw: Nelson Farmer, Opsporingsambtenaar, Bureau voor Vermiste Kinderen, Washington D.C.
Na het kaartje liet Farmer hem een officieel identiteitsbewijs van het kantoor in Washington zien, compleet met foto. Wilt u misschien mijn rijbewijs zien? Ik heb ook nog een wapenvergunning als u daarin geïnteresseerd bent.
Dokter Madison gaf het identiteitsbewijs terug en schudde zijn hoofd. Dat zou toch niets veranderen.
Nu begon Farmer te schreeuwen: Pardon?
Dokter Madison ging op dezelfde, zakelijke toon verder. Als de ouders van deze jongen me opdracht geven om hem te ontslaan, dan zal ik dat doen. Maar tot het zover is, zorg ik voor hem, hij valt onder mijn verantwoordelijkheid en hij blijft hier.
We weten niet eens wie zijn ouders zijn.
Tja, dat is uw werk, toch? Om kinderen die vermist of weggelopen zijn met hun familie te herenigen. Wij hebben u een foto van die jongen gegeven, zijn vingerafdrukken en alles wat we van hem weten. U hebt toegang tot een landelijke database. Ik denk dat het tijd is dat u uw werk gaat doen.
Farmer greep zijn koffertje. Hier zult u spijt van krijgen.
Ik zal u en uw dreigementen naar de uitgang brengen, meneer Farmer.